In de voetsporen van Novitius…

Wie in de voetsporen van Novitius wil treden moet de weg afleggen tussen de abdij van Grimbergen en het klooster van Hildegard aan de Rupertsberg in Bingen aan de Rijn, 84 uur stappen, goed voor 387 km. Dat leert ons het routeplan van Google Maps.

We volgen Novitius daarbij  op al zijn tussenstappen, langs de afspanning de ‘Ridder van Musena’ in Muizen bij Mechelen, naar Wolfsdonk waar Herlindis en Relindis zijn wonden verzorgen. (Hun ogen groen als eendenkroos vergeet ik nooit.)
Verder langs Maastricht naar Stavelot waar de broeders van het hospitium alleen maar zijn handen wassen. En nog verder gaat de tocht, naar Echternach waar hij het zicht verliest. (Zonder ogen krimpt de wereld tot mijn huid.)
In Trier ontmoet hij de ‘minstreel van satan’ die hem het schunnige lied over bisschop Poppo voorzingt. Langs de groeven van Idar Oberstein bereikt hij tenslotte het klooster van Hildegard aan de Rupertsberg in Bingen.

Maar nog is zijn ‘queeste’ niet volbracht. Hildegard vraagt hem om een kopie van ‘Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum’ naar de abdij van Villers te dragen.

Dan wordt de terugtocht ingezet…

 

Proloog

Ik verontschuldig mij voor mijn handschrift, want niet twee vingers werden gebroken, maar tien maal tien vingers, en ik wil mijn nek sparen. Het leven is een vlechtwerk van toen en toekomst, gisteren en morgen vallen samen in dit ogenblik.

Dit boek werd verlucht met de pennen van een raaf, niet die van een gans of niet van een zwaan.
De miniaturen werden geschilderd met het staarthaar van een wolvin, niet met die van een das of van een marter.

Lees mijn relaas, en weet waarom dat zo hoort.

Op bladzijde 1147 van mijn bijbel, niet toevallig het jaartal waarop ik dit verslag schrijf, begint het 23ste hoofdstuk van Ezechiël. Een paragraaf die alleen mijn afschuw wekt.

Novitius bedoelde waarschijnlijk de volgende passage: “Je zal me herkennen in de straffen voor je schanddaden en je afgoderij, want ik alleen ben uw Heer. Door de vreemde mannen die geil van je zijn als ezels en toestoten als hengsten laat ik je neus en je oren afsnijden, je stenigen en je in stukken hakken. De bittere beker drink je tot de bodem en je bijt hem aan scherven waarmee je jouw borsten open kerft. Je zonen en dochters zullen vermoord worden. Mannen hebben mijn altaar onteerd en mijn sabbat bezoedeld. Hang hen aan een paal. Door deze straffen zal je erkennen dat ik de Heer ben.”

Ik, Novitius, net bij jaren van verstand, neem de benen. Honger blijkt mijn enige vriend. Mijn maag noopt en doopt me tot het Ware Geloof.

 

Voor diegenen die willen weten…

Voor diegenen die willen weten. Maar u begrijpt
dat het moeilijk is en alles te verklaren.
Zoals Plinius de Oudere al schreef: ‘Het enige
wat zeker is, is dat er niets zeker is.’
Geheime codes zijn in tegenspraak met zichzelf.
Woorden willen toegedekt blijven, maar door hun
code vragen ze om ontcijfering. Er schuilt geen
ingewikkelde versleuteling. Woorden versmelten
af en toe tot één teken. Zo achterhaalden we dat
de auteur zichzelf Novitius noemt.
Het blijkt niet enkel een dagboek van zijn reis
naar Hildegard van Bingen, abdis in het
benedictinessenklooster
op de Rupertsberg aan de Rijn,
maar ook een zoektocht naar zichzelf. Hij verliest
overtuigingen en wint inzichten op zijn tocht.
Ik wens u een behouden reis.
Dirk Huyghe